BUITENGEWOON ONDERWIJS /
Het Leersteundecreet | deel 2
Joeri Meynen // Leestijd: 8 minuten
In het vorige Brandpuntnummer beschreven we hoe het Vlaamse onderwijs sinds midden vorige eeuw omgaat met jongeren die buitengewone aandacht verdienen1. Ondertussen bracht de Raad van State haar advies uit bij het voorontwerp tot decreet Leersteun, kroop de Vlaamse regering opnieuw in haar pen om dat voorontwerp minimaal bij te sturen en werd die bijgestuurde tekst aan de Commissie Onderwijs van het Vlaams Parlement bezorgd. We geven je in dit artikel een inzicht in het ontwerp van decreet, goed beseffende dat het nog niet definitief is en dat onze tekst dus met het nodige voorbehoud gelezen moet worden. De personeelsgebonden aspecten komen in het volgende Brandpuntnummer aan bod.
Welk visie, vroeg je?
“COC pleit vandaag nog steeds voor gewoon onderwijs als het kan en buitengewoon onderwijs als het nodig is. Voor ons is inclusie geen doel op zich, maar een middel om met de mogelijkheden van de leerling aan de slag te gaan.” Dat schreven we vorige keer in Brandpunt. Van een ambitieuze overheid die met veel toeters en bellen aankondigde dat het M-decreet zo snel mogelijk op de schop moest, om – eindelijk! – vervangen te worden door een degelijk ondersteuningsmodel, mag je minstens verwachten dat ook zij een visie heeft op inclusief onderwijs.
Het ontwerp van decreet stelt dat de teams die aan de slag zullen gaan in de op te richten leersteuncentra (LSC) multidisciplinair samengesteld moeten worden. Meer zelfs: er moet ‘inclusie-expertise’ aanwezig zijn. Het bevat ook dat de ondersteuning van LSC de scholen moet helpen om een inclusieve klaspraktijk en schoolcultuur te creëren. Als stevig onderbouwde uitgangspunten voor een nieuw decreet kan dat tellen, nietwaar? We vergeten nog te vermelden dat “de Vlaamse regering initiatieven kan nemen voor een verdere versterking van de brede basiszorg en verhoogde zorg in de scholen. De Vlaamse regering kan hiertoe middelen vrijmaken en bepaalt de inhoudelijke, organisatorische en procedurele regels voor de toekenning van de middelen, rekening houdend met de noden en kenmerken van scholen en hun leerlingen.” Die Vlaamse regering KAN heel wat …
De kers op de taart is echter een nieuwe commissie, de zoveelste van deze regering. Waar de minister er na vier jaar niet in is geslaagd om een visie op inclusie en/of buitengewoon onderwijs te ontwikkelen, zal dat een commissie wel lukken. Ze heeft daarvoor, van installatiedatum tot neerleggen van de visie, welgeteld tien maanden. Een straffe commissie, moet dat zijn, maar vooral: wat zal er met die visie gebeuren, wetende dat we volgend jaar een andere regering krijgen?
Het leersteunmodel en de leersteuncentra
We lezen dus geen concretisering van de versterking van de brede basiszorg en de verhoogde zorg. Evenmin blinkt het decreet uit in stevig gefundeerde uitgangspunten voor een kwaliteitsvol onderwijs en bijhorende ondersteuning. Wat staat er dan wél in het ontwerp van decreet?
De leersteun die vanaf 1 september 2023 ingericht kan worden, vertrekt ook in het leersteunmodel van een leerling die een verslag heeft. Voor de eenvoud zorgde de decreetschrijver ervoor dat we van twee naar drie verslagen gaan. De leerling met een attest, de leerkracht(en) van de klas waarin de leerling zit of het hele schoolteam moeten door de voorziene leerondersteuning versterkt worden.
Elke basis- en secundaire school heeft voor 10 maart 2023 gekozen bij welk LSC het aansluit. Elke ondersteuningsvraag van de school komt dus in hetzelfde LSC terecht. Dat is een goede zaak. Op die manier kan er namelijk een relatie tussen de school en het LSC opgebouwd worden. Een LSC biedt altijd leersteun aan voor alle types, hetzij omdat het alle expertise zelf in huis heeft, hetzij door een structurele samenwerking met een specifiek LSC. Die laatste bieden specifieke ondersteuning aan voor types 4, 6 en/of 7.
Daar waar het M-decreet nog ten volle de kaart trok van de expertise binnen ons buitengewoon onderwijs, laat het nieuwe decreet dat zo goed als los. De specifieke LSC blijven weliswaar verbonden aan een school voor buitengewoon onderwijs, maar de andere LSC worden zelfstandige instellingen. Als we in een volgend Brandpuntnummer terugkomen op de nodige bekwaamheidsbewijzen voor leerondersteuners, zal duidelijk worden hoe ernstig deze minister het meent met onderwijskwaliteit en respect voor opleiding en opgedane ervaring …
Kwaliteitsvolle leersteun-centra en kwaliteitsvolle ondersteuning
Begin februari ondertekenden de onderwijsverstrekkers en de overheid het protocol waarin verklaard wordt welke LSC opgericht zullen worden2. Al die LSC zijn voor de schooljaren 2023-2024 en 2024-2025 sowieso erkend. In het eerste schooljaar zal de onderwijsinspectie ter plaatse komen kijken of aan alle erkenningsvoorwaarden voldaan is. We hopen dat ze die taak ter harte zal nemen. Erkenningsvoorwaarden zijn onder andere dat een LSC gevestigd moet zijn in gebouwen die aan de voorwaarden voor hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid voldoen en ook dat er voor infrastructuur en uitrusting gezorgd moet worden waardoor leerondersteuners hun taken kwaliteitsvol kunnen uitvoeren. Van heel wat huidige ondersteuners horen we dat daar nogal wat schoentjes knellen … We hopen bovendien dat ondersteuners niet enkel in het LSC een degelijke werkplaats krijgen, maar dat ook de scholen waar ze ondersteuning bieden voor een deftige werkplek zorgen.
Na de doorlichtingen ter plaatse stelt de onderwijsinspectie een rapport op. Uiterlijk op 30 november 2024 beslist de Vlaamse regering welke LSC hun definitieve erkenning krijgen.
Het LSC is overigens zelf verantwoordelijk voor de interne kwaliteitszorg. Het LSC wordt geacht een beleid te voeren dat afgestemd is op het referentiekader voor kwaliteitsvolle leersteun. Tenzij we iets hebben gemist, is dat referentiekader er echter nog niet …
2. Een lijst van LSC en bijkomende info over het Leersteundecreet vind je via onderwijs.vlaanderen.be (‘oprichting van leersteuncentra’ als zoekterm).
Hoe gaat dat dan concreet?
Een school koos voor minstens een schooljaar voor een LSC. Het CLB heeft het noodzakelijke attest voor een leerling geschreven. De druk op CLB-medewerkers zal in elk geval niet verkleinen. De planlast is tenslotte niet minder geworden.
Eens een attest geschreven is en de vraag voor leerondersteuning aan een LSC gesteld is, wordt van het LSC verwacht dat het de ondersteuningsvraag binnen de tien schooldagen opneemt. Voor bestaande attesten en ondersteuningen die al gekend zijn, moet het LSC dat doen binnen de vijf schooldagen. Dat opnemen wil niet per se zeggen dat er al concreet op de klasvloer gewerkt wordt, maar wel dat er contact opgenomen wordt met de vragende school, dat eerste gesprekken gevoerd worden … Kortom: dat het proces van start is gegaan.
Het spreekt voor zich dat de school voor gewoon onderwijs de regie van het totale leerproces van de leerling behoudt. Het is echter de verantwoordelijkheid van het LSC om het leersteuntraject vorm te geven. Het CLB kan te allen tijde, op vraag van de school en/of het LSC, ondersteuning blijven bieden.
De Leersteunraad en personeelsinspraak
Elk LSC richt een Leersteunraad op. Elke school voor gewoon onderwijs waarmee het LSC samenwerkt, is daarin vertegenwoordigd. De Leersteunraad volgt het beleid van het centrum op en heeft een adviserende bevoegdheid over onder andere de toewijzingsprocedure voor leersteun en de structurele samenwerking met een specifiek LSC. Op het einde van elk schooljaar geeft de Leersteunraad een overzicht van het aantal verslagen in de scholen die zijn aangesloten bij het LSC. We hoeven niet te expliciteren dat het aantal verslagen dat een CLB schrijft nauwkeurig in de gaten gehouden zal worden.
We menen dat de Leersteunraad slechts een erg beperkte rol zal spelen. Wat wel vaststaat, is dat in dat orgaan geen personeelsgebonden materie besproken zal worden. Dat wordt voorbehouden voor de bevoegde lokale comités en LOC’s die opgericht moeten worden.
We menen dat de Leersteunraad slechts een erg beperkte rol zal spelen. Wat wel vaststaat, is dat in dat orgaan geen personeelsgebonden materie besproken zal worden.
Enveloppes en punten
We besparen je heel wat technisch rekenwerk, maar hopen de basisprincipes te verduidelijken.
Voor de leerlingen met een type 4-, 6- of 7-attest geldt de leerlingvolgende financiering. Dat wil zeggen dat elke nieuwe leerling met een dergelijk attest punten oplevert. Op 1 oktober en op 1 februari wordt de foto van die punten genomen. Met die punten kunnen personeelsleden ingezet worden.
Voor de leerlingen uit de ‘brede types’ is de enveloppe elk schooljaar even groot. Ieder schooljaar krijgt het LSC een procentueel aandeel van de te verdelen middelen. Die gesloten enveloppe heeft zo z’n gevolgen.
Ten eerste zijn LSC daardoor rechtstreekse concurrenten van elkaar. Hoe groter het percentage leerlingen met ondersteuningsnoden in scholen die aan het LSC verbonden zijn, hoe groter tenslotte het aantal aan te wenden punten.
Ten tweede zorgt een leerling die in de loop van het schooljaar ondersteuning nodig heeft, niet voor extra middelen.
De enveloppe is namelijk gesloten. De vraag tot ondersteuning moet echter door het LSC (en dus de leerondersteuners) wél opgenomen worden.
Bijna iedereen rond de onderhandelingstafel was het eens over de perverte gevolgen van de geslotenenveloppefinanciering, die overigens ook in het huidige model bestaat. De overheid bleef echter doof en oordeelde dat de leerondersteuners het wel zullen oplossen, waarschijnlijk …
Het gaat zelfs nog een stapje verder. Ook in het huidige ondersteuningsmodel krijgen de Ondersteuningsnetwerken punten, uren, lesuren … waarmee ze personeel kunnen inzetten. Een lesuur is gelijk voor elke ondersteuner. Met het Leersteundecreet verandert dat. Een bachelor zal minder punten ‘kosten’ dan een master. Ondersteuningsnetwerken die in het verleden weloverwogen gekozen hebben om zowel bachelors als masters aan te werven, zullen het volgend jaar óf met minder mensen moeten doen, óf met nieuw aan te werven mensen. Wie zei ook alweer dat expertise een opstap naar kwaliteit kan zijn?
En het personeel?
Tot nog toe hebben we vooral organisatorische en financiële aspecten van het decreet belicht, maar dat is niet verwonderlijk. We kunnen ons namelijk niet van de indruk ontdoen dat het hele decreet bovenal die aspecten wilde regelen. Vanuit welke gedegen visie dat vertrekt, op welke manier dat elke dag gerealiseerd zal worden, in welke mate dat zal verschillen van het huidige model, maar vooral op welke manier ondersteuners gehonoreerd worden voor het werk van de afgelopen én volgende jaren … is erg mager. Laat ons daar volgende keer op terugkomen.
/Wat kan je nu al doen als je al ondersteuner bent?
Als je volgend jaar aan de slag wil gaan als leerondersteuner, dan zorg je ervoor dat je op de kandidaatslijst terechtkomt die je huidige bestuur aan het leersteuncentrum van jouw keuze bezorgt. Op die manier verzeker je je ervan dat je in de eerste selectieronde zit.
Ga nu al in dialoog met coördinatie, directie, bestuur … We beseffen dat de wettelijk verplichte inspraakorganen ten vroegste op 1 september 2023 samengesteld kunnen worden. Op dat ogenblik zijn echter alle praktisch-organisatorische afspraken al gemaakt. Het leersteuncentrum moet tenslotte van start gaan. Besturen die zich bewust zijn van het menselijk kapitaal dat in onderwijs (en dus ook de LSC) nodig is, voeren op dit ogenblik al gesprekken met huidige ondersteuners om afspraken te maken. Die kunnen gaan over de verdeling van de disciplines binnen het team, over de concrete prestatieregeling, over de volgorde van aanwerving van personeelsleden … Als jij of jouw team nog niet uitgenodigd werden voor een dergelijk overleg, vraag dan samen met je collega-ondersteuners om alsnog betrokken te worden in die gesprekken. Participatie en een daardoor gedragen beleid zullen ervoor zorgen dat een sterk team aan de slag zal gaan om de best mogelijke ondersteuning te bieden.