close

Heb je zelf iets te melden?

Terug naar huidig nummer

FLASHBACK /

Directeur-generaal stond symbool voor complexe oorlogsgeschiedenis NMBS

Tekst – Nico Wouters | Foto’s – CegeSoma/Rijksarchief | Leestijd: 3 minuten

Het CegeSoma – Studiecentrum Oorlog en Maatschappij publiceerde in 2007 een onderzoeksrapport over de houding van de Belgische overheden in de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. In dat rapport werd al bevestigd dat de NMBS deportatietransporten uitvoerde. Toenmalig gedelegeerd bestuurder van de NMBS Jannie Haek gaf dat in november 2012 ook publiek toe. Zonder echter een duidelijk zicht te hebben op het hele plaatje. Intussen kwamen er enkele belangrijke nieuwe dingen aan het licht. Dit dankzij een nieuw onderzoek van het CegeSoma naar de specifieke rol van de NMBS. Directeur Nico Wouters van het CegeSoma licht in een gastbijdrage de belangrijkste elementen uit het eindrapport.

Tussen 1940 en 1944 werden vanuit ons land 189.542 Belgische dwangarbeiders, 25.490 Joden, 16.081 politieke gevangenen en 353 Roma naar het oosten gedeporteerd. Dat gebeurde telkens door NMBS-personeel en met Belgisch rollend materieel, tenminste tot aan de Duitse grens. Bovendien werd de NMBS voor die transporten ook betaald.

De beslissing in juni 1940 van de directeur-generaal van de NMBS, Narcisse Rulot, om het spoorwegbedrijf terug op te starten en dus te gaan samenwerken met de Duitse bezetter lijkt vandaag heel erg fout. Maar in de context van toen was ze onvermijdelijk. De NMBS kon niet anders dan met de bezetter samenwerken in het belang van het land en de bevolking. Zowel de bevoorrading van de industrie – en dus de tewerkstelling in België – als de voedselbevoorrading van de bevolking hing volledig af van de NMBS. En dus werd er gekozen voor “de politiek van het minste kwaad”.

Militaire diensten

Omdat er geen duidelijke afspraken werden gemaakt, liep het echter al snel mis. De NMBS ging vrijwel onmiddellijk ook militaire diensten leveren aan de bezetter. De directie besefte wel dat de strafwet hen dit verbood, maar ze zag de militaire dienstverlening aan de bezetter als een noodzakelijke prijs voor het vrijwaren van het Belgische vervoer en de voedselbevoorrading. Die redenering was ook essentieel toen het later over de deportatietreinen ging. De NMBS zag de deportatietreinen als niet meer dan een klein onderdeel van de veel ruimere militaire diensten. Gezien het principe van de militaire diensten al was aanvaard, werd het bij de uitbreiding met deportatietreinen niet meer in vraag gesteld.

In de zomer van 1942 had NMBS-directeur-generaal Rulot de macht om zich tegen de deportatietransporten van Joden te verzetten, maar hij liet de kans liggen. Dat Rulot die mogelijkheid kreeg, had alles te maken met de aanzienlijk groter geworden afhankelijkheid van de Duitse bezetter tegenover de NMBS. Niet dat een weigering van de NMBS om nog langer deportatietreinen te laten rijden deze zou hebben tegengehouden, maar ze serieus vertragen was hoogstwaarschijnlijk wel gelukt. Narcisse Rulot gebruikte zijn sterkere onderhandelingspositie overigens wel om tegen andere Duitse bevelen in te gaan, maar de deportatietreinen stonden duidelijk niet op zijn radar als een belangrijk dossier.

Dat de deportatietreinen zowel tijdens als na de bezetting niet belangrijk werden geacht, is moeilijk te begrijpen. Zelfs het sterke verzet binnen de NMBS vond het geen prioriteit om deportatietreinen te saboteren. En ook na de bevrijding werden er nooit vragen over gesteld.

De NMBS ging vrijwel onmiddellijk ook militaire diensten leveren aan de bezetter. De directie besefte wel dat de strafwet dit verbood, maar ze zag de militaire dienstverlening aan de bezetter als een noodzakelijke prijs voor het vrijwaren van het Belgische vervoer en de voedselbevoorrading.

Tegenstrijdigheid

De NMBS heeft een complexe en een tegenstrijdige oorlogsgeschiedenis. Zo leverde het bedrijf militaire diensten aan de bezetter, waaronder de deportatietransporten, maar daarnaast zorgde het ook voor de bevoorrading van de bevolking. De NMBS ging zelf gebukt onder de Duitse repressie en uitbuiting, maar intussen kon het ook een eigen economisch beleid uitstippelen. Het lot van de directeur-generaal staat symbool voor die tegenstrijdigheid. Narcisse Rulot werd na de bevrijding, in de periode van naoorlogse zuivering, bestraft omwille van zijn onvaderlands gedrag, maar kreeg later ook een officiële erkenning als verzetsman. Er ligt dus geen eenvoudige schuldvraag voor.

Rulot was als Belgisch ambtenaar een technocraat die dacht in termen van efficiënte en winst. Zijn oorlogsbeleid werd echter steeds gedekt door de Belgische industrie en de secretarissen-generaal die als hoogste Belgische ambtenaren de ministers in het bezette België vervingen. Het beleid van de NMBS conformeerde zich volledig aan het Belgische overheidsbeleid. In die zin is het niet correct om de verantwoordelijkheid tot één persoon of zelfs één bedrijf te reduceren. De beslissingen die de NMBS nam, kunnen enkel maar juist worden begrepen door te kijken naar een ruimere collectieve verantwoordelijkheid van de Belgische industriële en publieke gezagsdragers in oorlogstijd.

Zelfs het sterke verzet binnen de NMBS vond het geen prioriteit om deportatietreinen te saboteren. En ook na de bevrijding werden er nooit vragen over gesteld.

plus

Meer artikels over

Spoor NMBS Flashback

Related articles