INDEXERING /
Hoe en wanneer worden lonen en uitkeringen geïndexeerd?
TEKST Patrick Van Looveren | FOTO 06photo | LEESTIJD: 3 MINUTEN
De automatische loonindexering is van toepassing op de lonen van alle overheidspersoneel en van (bijna) alle werknemers uit de privésector die vallen onder een paritair comité. Ook de (meeste) sociale uitkeringen worden geïndexeerd. De indexering is sinds 1994 gebaseerd op de gezondheidsindex. Dit is het nationale indexcijfer van de consumptieprijzen exclusief bepaalde producten die geacht worden schadelijk te zijn voor de gezondheid of het milieu: alcohol, tabak, benzine en diesel. Over het gebruikte indexeringsmechanisme werd voor de lonen in de privésector geen interprofessionele afspraak gemaakt. Dat wordt beslist per paritair comité. Daardoor is de koopkracht voor iedereen niet op dezelfde manier beschermd.
Er zijn twee grote indexeringsmechanismen voor de lonen in de privésector. Voor 43,44% van de werknemers volgt een indexaanpassing na een overschrijding van de spilindex met 1 of 2%. Op dat moment worden de lonen aangepast met respectievelijk 1 of 2%. Voor meer dan de helft van de werknemers gebeurt de indexaanpassing echter op een vast tijdstip (voor de meesten 1 keer per jaar, maar in een aantal paritaire comités ook halfjaarlijks of elke 3 maanden, soms zelfs maandelijks).
Koopkrachtverlies niet volledig gecompenseerd
Geen enkel indexeringssysteem volgt nauwgezet de inflatie. Ten eerste omdat de gezondheidsindex bepaalde producten uitsluit. Ten tweede doen niet alle gezinnen hetzelfde met hun inkomen. Een voorbeeld: als het vooral de energieprijzen zijn die sterk stijgen, zullen gezinnen die een groter deel van hun inkomen in energie steken, bij indexering toch serieus achteruitboeren. Omdat de indexering gebeurt op basis van de consumptie van een gemiddeld gezin. Ten derde is er een vertragingseffect is. Hoe langer wordt gewacht met indexering, hoe meer verlies in afwachting van de indexering.
-//-
“Niet iedereen is op dezelfde manier beschermd.”
_
In periodes met een sterke inflatie – zoals het afgelopen jaar – garanderen indexeringssystemen met een aanpassing na overschrijding van een spilindex beter de koopkracht dan systemen die een aanpassing voorzien op een welbepaald tijdstip. Zeker werknemers in de privésector die maar één keer per jaar een indexaanpassing krijgen, hebben de voorbije twee jaar een substantieel loonverlies geleden vooraleer hun loon geïndexeerd werd. Denk aan de meer dan een half miljoen bedienden uit het aanvullend nationaal paritair comité voor bedienden, die elk jaar een indexaanpassing krijgen in januari. Op 1 januari 2023 werd hun loon dan wel geïndexeerd met 11,08%, maar de maanden voordien leden ze door de oplopende inflatie heel wat koopkrachtverlies (zie de simulatie in de tabel hieronder).
Om nog niet te spreken van de werknemers die geen of slechts een gedeeltelijke automatische indexering krijgen. Volgens een voorzichtige raming werkt 1,7% van de werknemers uit de privésector in een onderneming die onder een paritair comité valt waar helemaal geen mechanisme van automatische indexering is. Dat verlies wordt soms gecompenseerd via de tweejaarlijkse loononderhandelingen. Maar in een periode van sterke inflatie moet je er niet op rekenen dat de werkgevers dat verlies volledig willen compenseren. Het zou daarom goed zijn moesten we op interprofessioneel vlak tot een aanvullend indexmechanisme kunnen komen, van toepassing op sectoren die geen regeling hebben getroffen. Dat kan dan ook zijn dienst bewijzen voor personen die soms worden uitgesloten van sectorale mechanismen, in het bijzonder kaderleden.
/Indexering van de sociale uitkeringen en van de lonen in de openbare sector
Als de prijzen van producten en diensten met meer dan 2% stijgen, dan is de zogenaamde ‘spilindex’ overschreden en worden de sociale uitkeringen geïndexeerd. Dit gebeurt in de eerstvolgende maand na de overschrijding van de spilindex. Een maand later worden ook de lonen in de openbare sector geïndexeerd. Zo werd de spilindex in november 2022 overschreden. Als gevolg daarvan werden de sociale uitkeringen in december 2022 en de lonen van het overheidspersoneel in januari 2023 met 2% aangepast aan de gestegen levensduurte.
Gecumuleerd verlies per indexeringsmechanisme
Bij deze berekening werd uitgegaan van een loon/inkomen van 3.300 euro bruto/maand (ongeveer het mediaanloon in België) Bron: Berekening ACV