BEELDHOEK /
“Er is nood aan een ambitieus industriebeleid”
TEKST Patrick Van Looveren / Foto ID/Tim Dirven / 15 JANUARI 2025 / LEESTIJD: 3 MINUTEN
Op woensdag 8 januari sloot na 63 jaar de Tupperware-fabriek in Aalst. De iconische voorraaddoosjes zullen niet langer in ons land worden geproduceerd. Er wordt een curator aangesteld om de inboedel te verkopen. Met het opgehaalde geld zullen de ontslagvergoedingen van de 270 werknemers (deels) betaald worden. Tupperware is één van zovele dominosteentjes die valt in de industrie. Willen we de industrie in ons land houden, dan is er nood aan een ambitieus industriebeleid. Het ACV werkte een 14-puntenplan uit.
Marie-Hélène Ska, algemeen secretaris ACV: “Daarin is een belangrijke rol weggelegd voor de overheden, die gecoördineerd de juiste randvoorwaarden en regelgeving moeten creëren om te investeren in duurzame projecten. De federale regering en de gewesten moeten een lijst van strategische sectoren en goederen opstellen die best hier geproduceerd worden. Bij overheidssteun moet voorrang gegeven worden aan bedrijven met een sociale en ecologische meerwaarde. Duurzame overheidsopdrachten moeten worden veralgemeend. In alle sectoren moet ingezet worden op circulaire economie. Dit zowel om onze afhankelijkheid van hulpbronnen als de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Er moeten duizenden waardige banen worden gecreëerd in sleutelsectoren van de ecologische transitie (renovatie van gebouwen, duurzame voeding, …) en er moeten hiertoe beroepsopleidings- en omscholingsprogramma’s worden ontwikkeld. Er moet een einde komen aan de huidige subsidiewedloop tussen de Europese landen. Er is net nood aan een Europese coördinatie en financiering van het industriebeleid. In vrijhandelsakkoorden moeten uitvoerbare clausules worden opgenomen over arbeids- en mensenrechten en milieubescherming. De industrie heeft ook nood aan een toekomstgericht energiebeleid. Op sectoraal en bedrijfsniveau moeten plannen worden uitgewerkt voor een rechtvaardige transitie om werknemers zo goed mogelijk te kunnen klaarstomen voor veranderingen. Als werknemersorganisaties willen we kunnen meepraten over het industriebeleid, op alle niveaus. Zodat vanaf het begin rekening kan worden gehouden met alle werknemersbelangen, inclusief die van werknemers bij onderaannemers. Er moet extra ingezet worden op levenslang leren en de ontwikkeling en verbetering van vaardigheden, … Er moet massaal geïnvesteerd worden in innovaties die nuttig zijn voor de maatschappij. En de wereldwijde waardeketens moeten robuuster, duurzamer en transparanter worden gemaakt. Last but not least moet de Wet-Renault worden herzien, zodat werknemers en hun vertegenwoordigers, ook die bij onderaannemers, bij herstructureringen beter dan nu worden geïnformeerd en geraadpleegd. Ons 14-puntenplan maakten we over aan de andere sociale partners. We hopen in de Groep van 10 nu tot een gemeenschappelijke visie rond industriebeleid te komen.”
14 ACV-prioriteiten voor het industriebeleid in België
De industrie in België moet een drijvende kracht van de economie zijn. Heel wat consumptieproducten komen immers uit de basisindustrie. Vandaag staat de sector voor structurele uitdagingen. De tewerkstelling in de sector is de voorbije tien jaar met 6% gedaald en vertegenwoordigt nu 12% van de tewerkstelling in België. De industrie is verantwoordelijk voor 28,4% van de totale CO2-uitstoot in ons land. De industrie staat voor heel wat uitdagingen: hoge energiekosten, internationale concurrentie, de strijd om subsidies, de ecologische transitie, digitalisering, ….
Deze uitdagingen onderstrepen het belang van een ambitieus industriebeleid. Om deze uitdagingen aan te gaan, stelt het ACV 14 prioriteiten voor:
1 Een offensieve regering
De verschillende overheidsniveaus creëren gecoördineerd de juiste randvoorwaarden en regelgeving om te investeren in duurzame projecten. Ze gebruiken hun overheidsopdrachten om klimaatneutrale lokale industrie te stimuleren. Ze werken proactief en focussen op maatschappelijk afgestemde sectorale draaiboeken en richtlijnen.
2. Een strategische autonomie uitbouwen
De federale regering en de gewesten zouden een lijst van sectoren (gezondheid, farma, voeding, energie, …) en strategische goederen moeten opstellen die hier geproduceerd moeten worden. In goede samenwerking met de federale overheid en de andere Gewesten zouden de gewestelijke financiële instrumenten kunnen beslissen welke branches zich via coöperatieve ecosystemen op de relevante territoriale perimeters moeten reorganiseren. De bedrijven die deze goederen en diensten produceren, zouden worden ondersteund door dezelfde financiële instrumenten van gewestelijke overheden, in de vorm van kapitaalinvestering en/of terugbetaalbare achtergestelde leningen.
3. Overheidssteun voorwaardelijk maken
De verschillende vormen van overheidssteun moeten voorrang geven aan bedrijven met een sociale en ecologische meerwaarde. Deze steunmaatregelen moeten gekoppeld zijn aan duidelijke sociale en milieugerelateerde voorwaarden, zoals lokale verankering, sociale raadpleging, duurzaamheid en transparantie.
4. Duurzame overheidsopdrachten veralgemenen
De regeringen moeten hun overheidsopdrachten vaker gebruiken om de lokale, klimaatneutrale industrie te ondersteunen en om sociale dumping te voorkomen. Ze moeten zich ook meer richten op de maatschappelijke meerwaarde en kwaliteit in plaats van enkel op de laagste prijs. Een betere controle op de toegang tot overheidsopdrachten, de gezamenlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid van opdrachtgever en bouwmeester, de ketenbeperking, versterkte sociale en milieuclausules, efficiënte controles op het terrein en de ontwikkeling van kennis binnen de diensten voor overheidsopdrachten zijn allemaal concrete manieren om dit in de praktijk te verwezenlijken.
5. De circulaire economie in alle sectoren implementeren
Dit betekent het opbouwen en versterken van circulaire waardeketens, zowel binnen sectoren als tussen verschillende sectoren. Dit zal zowel onze afhankelijkheid van hulpbronnen als onze uitstoot van broeikasgassen verminderen. Er bestaan intersectorale aspecten om een grotere circulariteit van materiaal-/afval- en energiestromen van de ene sector naar de andere uit te bouwen. Daarnaast moeten ook de lokale productie en korte ketens worden gestimuleerd, evenals vormen van ondernemerschap en handel die aansluiten bij onze waarden (eerlijke handel, sociale economie) en duurzaamheidscriteria.
6. Werkgelegenheid-milieu-allianties opzetten
Er moeten duizenden waardige banen worden gecreëerd in de sleutelsectoren van de ecologische transitie (renovatie van gebouwen, duurzame voeding, ...). In lijn met deze allianties moeten beroepsopleidings-/omscholingsprogramma’s worden ontwikkeld.
7. Eerlijke internationale concurrentie op sociaal, economisch, ecologisch, … vlak
We moeten ons volledig inzetten voor Europese coördinatie en financiering van het industriebeleid en een einde maken aan de huidige subsidiewedloop tussen de Europese landen. Een belangrijke maatregel is ook het verbod op het sluiten van vrijhandelsakkoorden zonder een bindend hoofdstuk over “handel en duurzame ontwikkeling”, met uitvoerbare clausules over arbeidsrecht, mensenrechten en milieubescherming.
8. Een toekomstgericht energiebeleid
Schone, voldoende beschikbare, betrouwbare en betaalbare energie is essentieel voor onze industrie. Hernieuwbare en koolstofvrije energie moeten dringend sneller uitgerold worden. Meer overheidsinvesteringen zijn nodig voor de energie-infrastructuur en de energiemix. Ons land moet energie dringend erkennen als een essentieel en strategisch goed en zijn energieafhankelijkheid verminderen a.d.h.v. meer duurzame energiebronnen en extra maatregelen om de vraag naar energie te beperken, waarbij komaf wordt gemaakt met energiearmoede.
9. Plannen voor een rechtvaardige transitie
De werkgelegenheid beschermen en zo snel mogelijk inspelen op veranderingen. We willen betrokken worden bij de strategische beslissingen van bedrijven om ons zo goed mogelijk voor te bereiden op de noodzakelijke veranderingen voor de ecologische transitie. Daartoe zijn er plannen voor rechtvaardige transitie nodig op sectoraal en bedrijfsniveau om de werknemers zo goed mogelijk te kunnen klaarstomen op de toekomstige veranderingen. Daarnaast moeten er instrumenten beschikbaar zijn zodat de werknemersvertegenwoordigers de transitie van hun bedrijf/sector kunnen beoordelen en bespreken, zoals via de koolstofbalans en via extra informatie over de engagementen en de evaluatie van de akkoorden met de overheid.
10. De sociale dialoog: permanent en op alle niveaus
Als sociale partner moeten we integraal deel uitmaken van de besprekingen over het industriebeleid op alle niveaus, zodat rekening kan worden gehouden met alle werknemersbelangen (inclusief werknemers bij onderaannemers) vanaf het begin. In de bedrijven moet het industriebeleid ook aan bod komen in de verschillende overlegorganen.
11. Investeren in een kennismaatschappij
Zich inzetten voor levenslang leren, opleiding, ontwikkeling en verbetering van vaardigheden, evenals voor de omscholing van werknemers. Dit garandeert werk voor alle werknemers. In dit opzicht zijn de sectoren het best geplaatst om met de regeringen samen te werken om de specifieke opleidingsbehoeften van (toekomstige) werknemers in de industrie te bepalen.
12. Nuttig onderzoek en innovatie voor de maatschappij
Zorgen voor massale investeringen van zowel de publieke als de privésector in innovaties die nuttig zijn voor de maatschappij. Dit is een van de belangrijkste motoren van het industriebeleid. Werknemers en hun vertegenwoordigers moeten ook recht op inzage hebben in de investeringen en de vooruitgang op het gebied van onderzoek en innovatie. Deze innovaties moeten resulteren in nieuwe en kwalitatieve jobcreatie in ons land.
13. Diversifiëren en veiligstellen van wereldwijde waardeketens
De wereldwijde waardeketens robuuster (door het veiligstellen en diversifiëren van de aanvoer van grondstoffen en essentiële apparatuur) en transparanter maken via de toepassing en omzetting van het “due diligence”-concept. Dit zorgt ervoor dat de productiebedrijven niet langer ontsnappen aan de milieu- en sociale normen. Ze worden dus niet langer aangemoedigd om zich te verplaatsen.
14. Een herziening van de Wet-Renault
Wanneer de industrie geconfronteerd wordt met herstructureringen, moeten werknemers en hun vertegenwoordigers degelijk geïnformeerd en geraadpleegd worden over de toekomst van hun werk. De betrokkenheid van onderaannemers die getroffen worden door de herstructurering van grote industriële bedrijven bij deze procedures is ook van fundamenteel belang om een toekomst voor de hele industriële keten te garanderen.