ACTUEEL /
50 euro netto meer voor minimumloners, veertien extra sectoren met flexi-jobs
TEKST Chris Serroyen | FOTO Smit | 11 OKTOBER 2023 | LEESTIJD: 6 minuten
De federale regering trok op 10 oktober het nieuwe politieke jaar op gang met de fameuze State of the Union van de premier, vergezeld van een bijsturing van de begroting voor 2024. Als ACV keken we vooral uit naar de beloofde belastingvermindering voor zeer lage lonen. Echter met het zware risico dat de liberalen er hun ideologische fetisj van de uitbreiding van de fl exi-jobs aan zouden koppelen. En daar slaagden ze ruim in, mits wat toegevingen.
Meer netto voor zeer lage lonen vanaf 1 april 2024
Op 1 april 2024 gaat het interprofessionele minimumloon omhoog met 35,7 euro bruto per maand. Maar met de werkgevers en de regering kwamen we in 2021 overeen dat dit 50 euro netto moest opleveren, door een gerichte belastingvermindering. Die moest er komen in het kader van de aangekondigde hervorming van de personenbelasting. In juli sprong het overleg daarover in de regering echter af. Zodat moest worden geschakeld naar plan B: een verhoging van de fi scale werkbonus.
Als ACV voegden we daar wel aan toe dat die verhoging niet te selectief mocht gebeuren naar de allerlaagste lonen alleen, gezien zulks werkt als een zogenoemde “inkomensval”: het netto voordeel valt dan immers weg als je bruto wat meer krijgt. Ook vroegen we dat het voordeel niet wordt uitgehold door de verhoging van de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid (BBSZ). Want sinds eind vorig jaar betaalt zelfs een alleenstaande minimumloner zo’n bijdrage, die bij elke indexering en verhoging van het minimumloon ook hoger wordt.
De fi scale werkbonus is een extra belastingvermindering voor werknemers met een laag loon. Vandaag levert die voor bijvoorbeeld een alleenstaande minimumloner 84,68 euro op per maand. Voor werknemers met een hoger loon vermindert die geleidelijk, om nul te worden vanaf een loon boven de 3.082,65 euro bruto per maand. De regering besliste nu die fiscale werkbonus zodanig op te trekken dat het samen met de bruto verhoging van 35,7 euro vanaf 1 april 50 euro netto per maand meer zou opleveren.
Echter, om de kost te drukken wordt de fiscale werkbonus enkel verhoogd voor de zeer lage lonen. Hetgeen betekent dat hij voor werknemers boven het minimumloon erg snel moet worden afgebouwd, wat een extra inkomensval creëert. Ook wordt niks gedaan aan de gedeeltelijke uitholling van het netto voordeel via de BBSZ.
-//-
Om de kost te drukken wordt de fiscale werkbonus enkel verhoogd voor de zeer lage lonen.
_
De kost van de bruto verhoging van het minimumloon voor de werkgevers (geraamd op 21 miljoen euro op jaarbasis) zal, zoals gevraagd door de sociale partners, worden gecompenseerd door een versterking van de zogenaamde “zeerlageloonvermindering”: een bijkomende vermindering van de patronale bijdragen op zeer lage lonen. Bovenop krijgen de werkgevers van de land- en tuinbouw ook vanaf 2024 een compensatie voor de onder sociale partners afgesproken optrekking van de lonen van de seizoenarbeiders tot het interprofessionele minimumloon. Alles samen kost dit op kruissnelheid, vanaf 2025, 107 miljoen euro (waarvan al 72 miljoen in 2024).
Flexi-jobs: remmen en gas geven
Van liberale zijde werd opnieuw zeer sterk ingezet op de uitbreiding van de fl exi-jobs naar zoveel mogelijk sectoren. Mee aangejaagd door de Vlaamse regering, die er een oplossing in ziet voor de rekruteringsproblemen in de kinderopvang, het onderwijs en het busvervoer. Wat nu leidt tot een merkwaardige stop and go, zij het toch vooral go: veel meer sectoren, maar tegelijk met enige beperkende maatregelen. Waarbij de regering zich rijk rekent aan terugverdieneff ecten, voor 71 miljoen euro in 2024. Geheel toevallig quasi in evenwicht met de bovenvermelde 72 miljoen voor de minimumlonen.
In elk geval is voorzien in een aanzienlijke
uitbreiding naar (minstens) 14 (sub)sectoren:
• autobussen en autocars (paritair subcomité,
PsC nr. 140.01);
• kinderopvang (deel van paritair comité,
PC nr. 331 + de pendant in de openbare
sector)
• onderwijs;
• sport en cultuur in de openbare sector;
• garagebedrijf (PC nr. 112)
• begrafenisondernemingen (PC nr. 320);
• eventsector, beperkt tot ondernemingen
met events als hoofdactiviteit en enkel
voor de eigenlijke evenementorganisatie
(verspreid over diverse PC’s);
• landbouw (PC nr. 144);
• tuinbouw (PC nr. 145);
• ondernemingen van technische land- en
tuinbouwwerken (PC nr. 132);
• vastgoed: PC nr. 323 (hierin zit ook het
huispersoneel!;
• rijscholen en opleidingscentra (deel van
het PC nr. 200);
• verhuisondernemingen (PsC nr. 140.05)
• grote delen van de voedingsnijverheid (PC
nr. 118): bakkerijen, brouwerijen/mouterijen
en bedrijven voor drank, vruchten,
vlees, zuivel, chocolade, koeling, vis, suikerbakkerij,
verwerking en schillen van
aardappelen.
Daar kunnen echter nog sectoren bijkomen, als in de betrokken sectorale sociale partners het daarover eens zijn. Tegenover die opt-in staat ook een mogelijkheid van optout: elk van de bovenvermelde 16 sectoren kan op basis van een sector-cao ook uitstappen. Noteer: in sectoren die vandaag al flexi-jobs hebben, is geen opt-out mogelijk. En sectoren die afhangen van Gewesten en Gemeenschappen worden enkel geactiveerd op vraag van die overheden.
Statuut van de flexijobbers aangepast
Dit wordt wel gekoppeld aan een bonte
reeks beperkende maatregelen:
• Behalve wat de horeca betreft wordt voor
alle sectoren teruggekeerd naar de sectorale
barema’s in plaats van het veel lagere
wettelijke minimum. Een serieuze verbetering.
Al blijft het probleem dat er
geen recht is op vakantiegeld;
• Om instap van flexijobbers in vervroegd
pensioen te ontmoedigen, wordt de cumul
met vervroegd pensioen beperkt tot
7.190 euro bruto per jaar;
• Voor niet-gepensioneerden wordt de
fiscale vrijstelling beperkt tot 12.000 euro
per jaar, daarboven geldt de gewone
belasting;
• De bijzondere werkgeversbijdrage voor de
sociale zekerheid wordt verhoogd van
25% naar 28%;
• Met een flexijob gaan werken in een andere
juridische entiteit van de groep waar
men al 4/5 werkt, gaat niet meer kunnen;
• Wie vanuit voltijds 4/5 gaat werken, zal
pas 3 kwartalen later een flexijob kunnen
uitoefenen;
• In het kwartaal waarin men een flexijob
uitoefent mag men niet meer in een andere
arbeidsovereenkomst tewerkgesteld
zijn bij dezelfde werkgever;
• Er is ook sprake van de invoering van een
maximumloon “om loonexcessen te vermijden”
(vooralsnog onduidelijk).
• In ondernemingen met een ondernemingsraad
waar flexijobbers worden ingezet,
moet elk jaar een overleg daarover
plaatsvinden.
De bijzondere werkgeversbijdrage voor de sociale zekerheid wordt verhoogd van 25% naar 28%.
Dit alles verschijnt onder voorbehoud, omdat details en wetteksten nog moeten volgen. Daar komen we later dan op terug, samen met informatie over andere maatregelen in het nieuwe begrotingspakket.