ZWART OP WET /
Aansprakelijkheid als werknemer tijdens de uitvoering van je werk
TEKST Piet Van den Bergh / FOTO Halfpoint / 15 JANUARI 2025 / LEESTIJD 4 MINUTEN
Tot nu kon je als werknemer in de meeste gevallen niet aansprakelijk worden gesteld door derden voor fouten tijdens de uitvoering van je werk. Boek 6 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, dat op 1 januari in werking trad, verandert dit principe. Een benadeelde partij, zoals een klant, kan er bij schade voor kiezen om deze buitencontractueel op de werknemer (‘hulppersoon’) te verhalen in plaats van uitsluitend op de werkgever (‘hoofdcontractant’). Hoe omgaan met deze nieuwe regel?
De nieuwe regels over aansprakelijkheid in het Burgerlijk Wetboek zorgden vorig jaar toen de wet werd goedgekeurd voor deining. We schreven al in Vakbeweging: een werknemer kan enkel aansprakelijk worden gesteld in geval van bedrog en zware schuld. Voor lichte schuld kan een werknemer enkel aansprakelijk worden gesteld wanneer de fout “eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt” bij de betrokken werknemer.
De rechtspraak heeft steeds de nodige terughoudendheid aan de dag gelegd om werknemers aansprakelijk te stellen. Bijvoorbeeld wanneer de firmawagen van een werknemer tijdens een professionele verplaatsing een deuk oploopt, kan de werknemer hiervoor niet aansprakelijk worden gesteld, tenzij het om een zware fout of om een veelvuldig voorkomende lichte fout gaat. Tip: zorg voor bewijsmateriaal en geef onmiddellijk aan dat de deuk tijdens een professionele verplaatsing werd veroorzaakt (bijvoorbeeld bij de verplaatsing naar een klant).
De rechtspraak hecht bij de beoordeling van fouten veel belang aan de voorzienbaarheid van de schade: wist de werknemer of hoorde de werknemer te weten dat zijn handeling bijna zeker tot de schade zou leiden? Zo werd een vrachtwagenchauffeur die de hoogteaanduiding van een brug negeerde en hierdoor vrachtwagen en brug ernstig beschadigde wel een zware fout aangewreven, maar een kraanman die een risico verkeerd had ingeschat bij een manoeuvre waarbij hoe dan ook weinig plaats was, niet. Ook de onderwijzer die in een poging een opstandig kind af te zonderen een handeling uitvoerde waardoor een vinger van het kind door de deur geklemd raakte, werd geen zware fout aangewreven. Ook al stond vast dat de kraanman en de onderwijzer een fout hadden gemaakt, werd deze fout dus niet voldoende zwaar aanzien om voor de schade te moeten opdraaien.
Aansprakelijkheid bij misdrijf blijft
In zaken waar criminele feiten gepleegd zijn (bijvoorbeeld het opzettelijk toebrengen van slagen en verwondingen, zedenfeiten, …), kon en kan een werknemer rechtstreeks door het slachtoffer worden aangesproken voor de veroorzaakte schade, ook al vonden deze feiten plaats tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Dit was in het verleden het geval en blijft onder het nieuwe Burgerlijk Wetboek onveranderd. Wat verandert er dan wel door de inwerkingtreding van het nieuwe boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, dat van toepassing is op feiten gepleegd vanaf 1 januari 2025?

Neem in overeenkomsten met klanten een clausule op dat werknemers niet kunnen worden aangesproken omwille van buitencontractuele aansprakelijkheid.
Piet Van den Bergh, juridisch adviseur ACV
Quasi-immuniteit vervalt
Buiten het geval van misdrijven konden klanten van de werkgever of andere ‘derden’ de werknemer tot nu toe in principe niet aanspreken omwille van de zogenaamde “quasi-immuniteit van de hulppersoon”. Zo kon de overheid geen schadevergoeding vorderen van de vrachtwagenchauffeur die de hoogteaanduiding negeerde, ook al stond vast dat de werknemer een zware fout had gemaakt. De overheid moest het transportbedrijf/de werkgever aanspreken, waarbij die laatste de schade kon verhalen op de werknemer.
Dit verandert voor feiten begaan vanaf 1 januari 2025. Maakt een werknemer een zware fout of veelvuldig een lichte fout of pleegt hij of zij bedrog waardoor een klant van de werkgever schade lijdt, dan kan die klant de werknemer rechtstreeks aanspreken. De klant zal daarbij wel moeten bewijzen dat de betrokken werknemer bedrog of een zware of een veelvuldig voorkomende lichte fout pleegde, en dat de schade daarvan het gevolg is.
Dit kan vervelende gevolgen hebben voor werknemers die veelvuldig met klanten in contact komen: een ontevreden klant kan zich rechtstreeks wenden tot de werknemer waarvan de klant vermoedt dat die een bepaalde schade heeft veroorzaakt. Uiteraard kan de werknemer tegenwerpen dat hem geen zware fout verweten kan worden en bijgevolg, ongeacht of de werknemer nu effectief een fout heeft gemaakt of niet, niet voor de schade moet betalen. In dergelijke zaken zelfs maar aangeschreven worden door een klant, laat staan voor de rechtbank gedagvaard worden, is uiteraard geen prettig vooruitzicht.
Neem clausule op in overeenkomsten met klanten
Om te vermijden dat een werknemer door klanten wordt aangesproken, kan de werkgever in de overeenkomst met de klant, eventueel via de algemene voorwaarden die daarvan deel uitmaken, overeenkomen dat de werknemer als hulppersoon niet kan worden aangesproken door de klant. Een klant die toch schade meent te lijden, moet zich maar tot de werkgever wenden.
Een mogelijke voorbeeldclausule in de overeenkomst met de klant: “Partijen komen overeen dat een hulppersoon (werknemer, aangestelde, …) van één van de partijen niet door de andere partij kan worden aangesproken op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid in toepassing van artikel 6.3 van het Burgerlijk Wetboek. De hulppersonen van partijen kunnen dit onverkort als verweermiddel inroepen tegen de andere partij.” Hoe het ook geformuleerd is, de essentie van de clausule moet zijn dat de hulppersoon niet kan worden aangesproken omwille van buitencontractuele aansprakelijkheid.
Daarnaast wordt wel eens aangeraden om gelijkaardige bepalingen op te nemen in de arbeidsovereenkomst of het arbeidsreglement. Goed om dat ook te doen, maar de meest directe en zekere oplossing bestaat erin om dit in de contracten, eventueel algemene voorwaarden, met de klanten op te nemen. De studiediensten van ABVV en ACLVB delen deze analyse, aarzel dus zeker niet om deze oplossing in gezamenlijk vakbondsfront voor te dragen.
In de bespreking met de werkgever kan het zinvol zijn om daarbij wat ruimer te bekijken hoe met “ongelukjes” bij een bepaalde klant om te gaan. Uiteraard worden ongelukjes best gesignaleerd aan de klant, onmiddellijk wanneer die gevaar kunnen opleveren. Gelet op de problematiek van de aansprakelijkheid, is het zinvol om binnen de onderneming ook afspraken te maken over wie hierover met de klant de communicatie voert, en in welke mate details over de oorsprong ervan worden meegeven. We hoorden intussen al dat in bepaalde bedrijven de naamkaartjes werden weggehaald, om de naam van werknemers verborgen te houden. Maatschappelijk een jammere evolutie, maar in bepaalde situaties zeker te overwegen. Al biedt de opname in de algemene voorwaarden van de klanten juridisch een sluitende oplossing.