DOSSIER BANGLADESH REVISITED /
Bangladesh revisited
Tekst & foto’s Patrick Van Looveren | LEESTIJD: 12 MINUTEN | VAKBEWEGING 19 APRIL 2023
10 jaar geleden, op 24 april 2013, was Bangladesh wereldnieuws. In Savar, een voorstad van de hoofdstad Dhaka, stortte het acht verdiepingen tellende gebouw Rana Plaza in. In het gebouw waren vooral kledingfabrieken. De ramp, de grootste ooit in de industrie, bracht aan het licht in welke onmenselijke omstandigheden Bengalese kledingarbeiders werken. 1.138 mensen kwamen om, 2.500 raakten gewond. ‘Nooit meer een Rana Plaza’, klonk het wereldwijd. Onder druk van lokale en internationale vakbonden, ngo’s en een aantal goedmenende kledingmerken werd drie weken na de ramp ‘The Accord on Fire and Building Safety in Bangladesh’ gesloten. Hoe is het anno 2023 in de Bengalese kledingindustrie? Is de veiligheid en gezondheid van de kledingarbeiders nu gegarandeerd? Hoe zijn hun arbeidsvoorwaarden en de arbeidsomstandigheden waarin ze moeten werken? En hoe zit het met die al lang beloofde internationale ketenzorgwet, die bedrijven mee verantwoordelijk maakt voor de mistoestanden bij hun onderaannemers? Documentairemaakster Lies Van der Auwera en ondergetekende gingen poolshoogte nemen in Bangladesh.
Identikit Volksrepubliek Bangladesh
• Onafhankelijk sinds 1971
• 4,6 keer zo groot als België
• Buurlanden India en Myanmar
• 173 miljoen inwoners
• Parlementaire democratie
• Islam dominante godsdienst (90%)
• Zeer homogene bevolking (98% Bengalees)
We waren gewaarschuwd, maar als je toekomt in Dhaka, krijg je toch ‘a smack in the face’. Als je snel overprikkeld raakt, blijf je er best weg. Het is de dichtstbevolkte grootstad ter wereld. Met voorsteden erbij wonen er meer dan 30 miljoen mensen. Het verkeer is een heksenketel, de wegeninfrastructuur lamentabel, de files zijn nergens anders zo lang. “Jullie koningin Mathilde heeft dat niet ervaren”, zegt onze fixer Sohrab. Mathilde bezocht begin februari Bangladesh in het kader van een VN-missie. “Voor haar werden straten schoongeveegd, zodat ze vrije doorgang had.” Dhaka staat te boek als een van de meest onleefbare steden ter wereld. Voor vele inwoners is leven synoniem met overleven. Dhaka trekt gelukzoekers aan, vaak op de vlucht voor de klimaatverandering, die het laaggelegen Bangladesh extra hard treft. Straatkinderen – naar schatting 240.000 – zie je overal. Tegelijk is Dhaka een bruisende potpourri, met een explosie aan kleuren, geuren en ervaringen. “Hier raak je nooit uitgefilmd”, zegt Lies verrukt.
Veiligheid geen prioriteit
Na de onafhankelijkheid in 1971 was Bangladesh één van de armste landen ter wereld, zonder noemenswaardige industrie. Het eerste exportgerichte kledingbedrijf Desh Garments werd opgericht eind jaren ’70. De decennia daarna groeide Bangladesh uit tot de, na China en Vietnam, grootste exporteur van confectiekleding. Meer dan 4 miljoen Bengalezen zijn aan de slag in de kledingsector. De exponentiële groei verliep halsoverkop. Fabrieken namen met hun zware machines hun intrek in gebouwen die daar helemaal niet op voorzien waren.
-//-
Rana Plaza was een vermijdbare ramp.
_
Projectontwikkelaars kregen, zoals bij Rana Plaza, via steekpenningen aan corrupte ambtenaren bouwvergunningen voor extra verdiepingen op gebouwen die bouwtechnisch al niet al te stabiel waren. Rana Plaza was dus een vermijdbare ramp. Net als de brand in de Tazreen Fashions Garment-fabriek enkele maanden eerder waarbij 112 werknemers het leven lieten. “Al lang voor de Rana Plaza- en Tazreen-rampen vroegen we de fabriekseigenaren en de inkopende kledingmerken om actie te ondernemen”, zegt Kalpona Akter, een vroegere kledingarbeidster die uitgroeide tot het boegbeeld van de vakbond Bangladesh Center for Worker Solidarity. “Maar ze wilden niet luisteren”, zegt Sultana Begum, voorzitster van de Green Bangla Garment Workers’ Federation, een andere vakbond die opkomt voor de kledingarbeiders in Bangladesh. “Pas na Rana Plaza is alles in een stroomversnelling gekomen”. Dat beaamt Tanvir Hussain, de minzame HR- en compliancemanager van Aboni Fashions. Het is een – naar Bengalese normen – modelfabriek met zelfs een kinderdagverblijf. “Er is inderdaad een voor en na Rana Plaza”, geeft Hussain eerlijk toe. “Voor Rana Plaza waren de fabrieken geheel niet bezig met veiligheid. Alleen productiequota en winst telden.” Drie weken na de ramp werd onder druk van lokale en internationale vakbonden en ngo-initiatieven zoals de Clean Clothes Campaign ‘The Accord on Fire and Building Safety in Bangladesh’ gesloten, voor een periode van vijf jaar. Het akkoord, voor bedrijven die zich richten op de Europese markt, voorzag in onafhankelijke veiligheidsinspecties door ingenieurs en verplichte remediëringen bij problemen. De kledingmerken die zich aansloten bij het akkoord betalen hiervoor.
-//-
De veiligheid van gebouwen blijft een levensgroot probleem in Dhaka.
_
“In het kader van het akkoord konden we ook compensaties regelen voor de slachtoffers van de Rana Plaza-ramp”, zegt Amirul Haque Amin, voorzitter van de vakbond NGWF én een van de ondertekenaars van het Bangladesh-akkoord. “Het akkoord heeft inderdaad voor een enorme omslag gezorgd”, zegt Kalpona Akter. “Voor 2 van de 4 miljoen kledingarbeiders is de veiligheid daardoor merkelijk beter geworden. Maar voor de andere werknemers lager in de toeleveringsketen – bij de onderaannemers en in de sweatshops – is er niet veel veranderd.” De veiligheid van gebouwen blijft een levensgroot probleem in Dhaka. Tijdens ons verblijf explodeerde een gebouw na een gaslek, met 15 doden tot gevolg.
Onderaangifte arbeidsongevallen
Het toezicht op de veiligheid in de bedrijven via het internationaal aangestuurde Bangladesh-akkoord werd ondertussen toevertrouwd aan de nationale RMG Sustainability Council (RSC), waarin de Bengalese werkgeversfederaties BGMEA en BKMEA een grotere vinger in de pap te brokken hebben. “Het lijkt terug naar af”, zegt vakbondsman Repon Chowdhury. “De werkgeversfederaties werken ronduit tegen, de onafhankelijke inspecties liggen onder vuur.” Chowdhury is ook oprichter van OSHE (Bangladesh Occupational Safety, Health and Environment Foundation). We hebben een gesprek met hem in zijn kantoor in de wijk Mirpur, met zicht op het Sher-E-Bangla National Cricket Stadium – cricket is de populairste sport in het land – en op de toren van het Yunus Centre van Muhammad Yunus, die in 2006 de Nobelprijs voor de Vrede won voor de oprichting van de Grameen Bank, een instelling die microkredieten verschaft aan arme mensen die willen ondernemen. OSHE monitort de arbeidsongevallen die gebeuren in Bangladesh. Bedrijven moeten arbeidsongevallen registreren. Maar dat gebeurt niet accuraat en ook de overheid springt daar laks mee om. Daarom startte OSHE met een parallelle monitoring. Medewerkers nemen elke dag alle kranten door op zoek naar berichtgeving over arbeidsongevallen en vrijwilligers in heel het land houden hen op de hoogte. Internationale instellingen zoals de Internationale Arbeidsorganisatie gaan uit van de bevindingen van OSHE in hun rapporteringen en confronteren de Bengalese overheid met de onderaangifte van arbeidsongevallen. OSHE ondersteunt ook slachtoffers die bij de overheid en hun werkgever compensaties proberen afdwingen. Een echte arbeidsongevallenverzekering, zoals wij die in België kennen, is er niet in Bangladesh. In de bij de werkgeversfederatie BGMEA aangesloten grotere bedrijven is wel een compensatie voorzien als je blijvend arbeidsongeschikt bent (éénmalig bedrag van 1.073 euro) of voor de nabestaanden als je overlijdt door het werk (858 euro). Maar dat is niet door de overheid opgelegd. Pas enkele maanden terug kondigde de Bengalese minister van Arbeid een ‘employment injury scheme’ (arbeidsongevallenverzekering) aan in de exportgerichte kledingbedrijven, waarbij ook maandelijkse uitkeringen worden voorzien voor werknemers die arbeidsongeschikt zijn. Het gaat voorlopig wel maar om een pilootproject.
Moordend productieritme
Het is niet omdat de gebouwen (over het algemeen) veiliger zijn dat de problemen met veiligheid en gezondheid voor de arbeiders in de kledingsector van de baan zijn. Acht uur per dag stikken – of meer als je overuren moet doen – doe je niet ongeschonden.
-//-
Als je te traag wordt en de opgelegde targets niet meer haalt, ga je er onherroepelijk uit.
_
“Heel wat arbeiders hebben af te rekenen met musculoskeletale aandoeningen – gezondheidsproblemen aan pezen, gewrichten, … door verkeerde lichaamshoudingen en repetitieve en extreem snelle handelingen die ze moeten uitvoeren.”, zegt dokter Mahjebin, die we ontmoetten in een wijkgezondheidscentrum van GK, een non-profit gezondheidsorganisatie die zich onder meer richt op kledingarbeiders. Terwijl we een rondleiding krijgen, begeleidt een fysiotherapeute een kledingarbeidster die het werk heeft moeten staken door een frozen shoulder, een aandoening van het schoudergewricht. “Een groot probleem in de Bengalese kledingindustrie is ook het overmatige gebruik van pijnstillers, die arbeiders onophoudelijk slikken om het werk vol te kunnen houden. Van preventie is weinig of geen sprake.” Als we een manager vragen of jobrotatie overwogen wordt om de eenzijdige belasting van spieren en gewrichten tegen te gaan blijft het stil. Sowieso krijg je als stikster rond je 35ste de bons. Dat is in alle fabrieken zo. Het productieritme is moordend. Je wordt permanent op je vingers gekeken. Als je te traag wordt en de opgelegde targets niet meer haalt, ga je er onherroepelijk uit. Zonder dat je kan overstappen naar een andere job in het bedrijf of kan terugvallen op een werkloosheidsuitkering, want een werkloosheidsverzekering bestaat niet in Bangladesh.
Parlement is business club
Werknemersrechten en het arbeidsrecht liggen vast in de Arbeidswet (Bangladesh Labour Act). Die wet uit 2006 werd in 2015 aangescherpt met de Labour Rules. Met bepalingen over het maximum aantal werkuren per dag en per week, overuren, het minimumloon, de dag waarop de lonen worden uitbetaald, verlof, ontslagbepalingen, … Vóór 2006 konden kledingarbeiders niet terugvallen op een gelijkaardige wet en was het vrijheid blijheid voor werkgevers. De verhalen van Kalpona Akter en Sultana Begum over toen zij zelf nog als kledingarbeidsters werkten lijken weggelopen uit de film ‘Daens’: beginnen werken op je twaalfde, maanden van 400 uur werken voor amper 6 euro, verplicht blijven slapen in de fabriek, verbale agressie en fysieke mishandelingen, … In de ‘full compliance’-fabrieken behoren die excessen gelukkig tot het verleden.
/Nood aan meer sociale bescherming
De door de overheid georganiseerde sociale bescherming in Bangladesh is miniem. Een werkloosheids-verzekering is er niet. Een arbeidsongevallenverzekering zit nog in de pilootfase. Ook een veralgemeende ziekteverzekering is er nog niet. Enkel mensen die voor de overheid werken krijgen een pensioen. Recent werd wel een wet goedgekeurd die beoogt een universeel pensioen in te voeren voor werknemers uit de privésector, mits die minstens 10 jaar pensioenpremies betalen.
“Maar die modelfabrieken tonen niet het ganse plaatje van Bangladesh. Heel veel arbeiders moeten nog werken in onmenselijke omstandigheden”, zegt Kalpona. “Hoe kan het anders in een land waar 40% van de parlementsleden ondernemers zijn en de rest hun vrienden? Dit is geen parlement, maar een business club.” Heel wat werkgevers lappen de bepalingen van de Arbeidswet aan hun laars. Sociale inspecties zijn vaak laks. Tussen de wet en de uitvoering ervan gaapt een grote kloof.
Rechten vakbondsmilitanten geschonden
Het is moeilijk voor de vakbonden om een tegenmacht te zijn. Als je een vakbond wil oprichten in een bedrijf moet je bij het ministerie van Arbeid kunnen aantonen dat minstens 30% van de werknemers hierom vraagt. Maar zelfs als je dat kan aantonen, dan nog ben je niet zeker dat de registratieprocedure lukt. De lijnen tussen ambtenaren van het ministerie van Arbeid en ondernemers zijn heel kort, waardoor procedures soms jaren aanslepen. Werknemers worden geïntimideerd en aangemaand zich te laten schrappen van de vakbondslijst. Vakbondsmilitanten worden afgetuigd of ontslagen en op de zwarte lijst gezet, waardoor ze in geen enkele andere kledingfabriek nog kunnen werken. Dat overkwam Sobur Ali, vakbondsmilitant bij Prudent Fashions, een bedrijf dat onder meer voor C&A werkt. Dankzij bemiddeling werd hij gerehabiliteerd. Dat rechten van vakbondsmilitanten bruut worden geschonden, ondervond Kalpona Akter aan den lijve. In 2010 werd ze een maand opgesloten in de gevangenis omdat ze actie voerde voor een hoger minimumloon. Een collega die met haar werd opgesloten werd gemarteld en doodgeslagen. “Dat sterkte me alleen maar in mijn vakbonds-
engagement”, zegt Kalpona. Een gangbare praktijk is ook dat bedrijven zelf een vakbond oprichten, een ‘gele vakbond’ zoals die wordt genoemd. Die spreekt zogezegd namens de werknemers, maar wordt aangestuurd door het management. Op die manier houden ze echte vakbonden buiten het bedrijf.
-//-
Slechts in een fractie van de bedrijven zijn vakbonden aanwezig. Nationaal wegen ze te weinig.
_
In 2016 stuurde de Internationale Arbeidsorganisatie een ‘high-level tripartite mission’ naar Bangladesh om de problemen rond vakbondsvrijheid en vrijheid van onderhandelen aan te kaarten. ACV-voorzitter Marc Leemans was mee als internationale woordvoerder van de werknemers. De aanbevelingen aan de Bengalese overheid waren bijzonder scherp. Zeven jaar later zijn de problemen nog lang niet van de baan. Slechts in een fractie van de bedrijven zijn vakbonden aanwezig. Nationaal wegen ze te weinig. Dat komt ook omdat ze te versnipperd werken. Dat geven de Bengalese vakbondsverantwoordelijken die we spraken toe. “We moeten meer met één stem spreken.”
Industriële politie
“Mensen hebben schrik om zich openlijk tot een vakbond te wenden”, ondervindt Selina Hossain. Ook zij werd op haar 35ste botweg de laan uitgestuurd als stikster. “Met vrouwen van 35 kunnen we niks meer, kreeg ik te horen. Omdat ik organisatietalent heb, sprak de vakbond Green Bangla me aan om werknemers te ondersteunen uit fabrieken waar geen vakbond is.” Ze brengt hen ’s avonds als het donker is, samen in het winkeltje van haar echtgenoot, die daar sigaretten verkoopt en verse thee serveert. Een ruimte van pakweg 4 op 4 meter in een achtersteegje, met twee houten banken en affiches tegen de muur. “Ik maak hen duidelijk wat hun rechten zijn en geef individueel advies. Soms patrouilleert de industriële politie – ook in burger – in de wijk. Ze houden me in de gaten. Als ik onraad ruik, doe ik de rolluik naar beneden. De buren steunen me gelukkig in mijn vakbondsengagement en houden mee pottenkijkers op afstand.” Als werknemersrechten flagrant worden overtreden, dan stapt Selina, die de geldende arbeidsbepalingen goed kent, naar de arbeidsrechtbank om ze af te dwingen. Ze haalt haar inkomen uit de kleine commissies die ze daarvoor krijgt.
Onleefbare lonen
De lonen in de kledingsector in Bangladesh worden elke 5 jaar vastgelegd. Dit jaar zijn er opnieuw onderhandelingen. De minimumlonen uit 2018 zijn door de inflatie nog maar een fractie waard van wat toen werd afgesproken. Het minimumloon in de kledingsector bedraagt 8.000 Bengalese taka (70 euro) per maand. Dat is het loon voor een ‘helper’ die stoffen aanreikt aan stiksters, zodat die niet stilvallen. Stiksters verdienen iets meer. Voor zo’n minimumloon moet je zes dagen op zeven, 48 uur per week werken. Je komt er onmogelijk mee rond. De vakbonden vragen in front een minimumloon van 23.000 taka (197 euro), wat minimaal nodig is om een gezin te kunnen onderhouden. Maar de verwachting is dat het nieuwe minimumloon hooguit 12.000 taka zal zijn, nog steeds een hongerloon dus. Als we manager Hanvir Hussain confronteren met de lage lonen, zegt hij er alle begrip voor te hebben dat de kledingarbeiders pleiten voor een hoger loon. “Met de huidige inflatie kan je onmogelijk leven van de minimumlonen. Maar het moet gaan om sectorafspraken. Als individuele kledingfabriek kan je geen veel hogere lonen betalen dan andere kledingfabrieken. Dat wordt niet aanvaard.” En dan volgt een verhaal over lage winstmarges, hoge kosten en concurrentiekracht. Sara Ceustermans, de coördinator van de Schone Kleren Campagne, hoort het vaak. “Doordat multinationale merken erg lage aankoopprijzen hanteren, is de marge bij leveranciers voor loonsverhogingen of investeringen in veiligheid beperkt. Die leveranciers zetten op hun beurt dan weer onderaannemers of thuiswerkers onder druk. Daardoor krijg je een continue ‘race to the bottom’”.
Giftig industrieel afval
Als het gaat om duurzaamheid, gaat het niet alleen om de veiligheid van fabrieksgebouwen, de gezondheid van werknemers, respect voor mensen- en arbeidsrechten, vakbondsvrijheid, leefbare lonen, maar ook om respect voor milieunormen. Ook op dat vlak heeft de kledingsector in Bangladesh nog een hele weg af te leggen. “De sector genereert giftig industrieel afval, waarvan het meeste niet naar behoren wordt behandeld voor het wordt afgevoerd”, waarschuwt een marktstudie in opdracht van Flanders Investment & Trade1. De marktstudie ziet er vooral een opportuniteit in voor Vlaamse ondernemers om de nodige knowhow aan te leveren voor die afvalverwerking en waterzuivering.
Nood aan zorgplichtwet
Bruno Deceukelier, die de initiatieven van WSM in Azië coördineert en ons begeleidde in Dhaka, beseft dat al die uitdagingen niet alleen de verantwoordelijkheid van Bangladesh zijn. “In plaats van af te hangen van de goede wil van de bedrijven in Bangladesh – de kledingfabrieken en de inkopende merken – zijn wereldwijd afdwingbare juridische instrumenten nodig.”, zegt hij. “Zowel in België, in Europa als binnen de Verenigde Naties worden momenteel initiatieven genomen om te komen tot een zorgplichtwetgeving, die bedrijven verplicht om zorg te dragen voor hun keten en dus ook verantwoordelijkheid op te nemen voor wat er gebeurt bij hun onderaannemers. En die hen verplicht om schade die veroorzaakt wordt aan mens of milieu te herstellen. De lobby van de bedrijfswereld probeert die wetgeving die in de maak is echter zoveel mogelijk af te zwakken. Het is aan ons om politieke steun te zoeken voor een goede afdwingbare wetgeving”, zegt Sara Ceustermans. “Het Veiligheidsakkoord in Bangladesh heeft aangetoond dat juridisch bindende instrumenten voor echte verandering kunnen zorgen, maar alle bedrijven moeten gevat zijn. Anders heb je valse concurrentie en geen gelijk speelveld.”
/Nilufa en Nilufar
Voor de documentaire van Lies houden we halt aan de plek waar in 2013 Rana Plaza instortte. De plek is onbebouwd, overwoekerd door onkruid, vuilnis alom. Een gedenkplaat aan de straatkant herinnert aan de tragedie. ‘Victims of Rana Plaza disaster, rest in peace. Our memories are sprayed with a billion tears. We will never forget.’, staat er in het Engels op. Een auto staat, onrespectvol, tegen de gedenkplaat aan geparkeerd.
Vijf jaar geleden ging Lieve Blancquaert op uitnodiging van WSM naar Dhaka. Ze maakte beklijvende foto’s van voor het leven verminkte slachtoffers van de Rana Plaza-ramp (die we ook in Vakbeweging publiceerden). Nilufa in haar slaap- en tegelijk leefkamer met een afschuwelijke beenwonde. Nilufar die een ruggenwervel brak en amper nog een theepot kan opheffen. Op de foto van Lieve grijpt Nilufar zich radeloos naar het hoofd. “Ik heb haar nochtans niet gevraagd om dat te doen. Ze leek het trauma opnieuw te beleven.” Voor onze reportage zochten we de twee vrouwen opnieuw op. Beiden vertellen als in een roes wat hen overkwam op 24 april 2013. Hoe het gebouw daags voordien al schudde op zijn grondvesten. Hoe ze verplicht werden om toch te werken. Als ze dat niet deden werden ze ontslagen. Nilufa werd gered door twee lichamen als buffer op haar. De ene persoon was onmiddellijk dood, de andere leefde nog enkele uren. Nu zitten ze financieel compleet aan de grond. Ze hebben geen geld meer voor verdere medische behandelingen hoewel ze chronisch pijn hebben. Nilufa: “Ik heb nog een kapitaal van 20 euro. Daarmee koop ik sigaretten die ik op straat per stuk verkoop. Als ik ’s avonds genoeg verkocht heb, kan ik eten kopen. Ik heb het sowieso al moeilijk om de huur van mijn kamer te betalen. Bedelen wil ik niet. Daar ben ik te trots voor. Soms denk ik dat ik dood beter af ben.” “In het begin was er veel solidariteit, maar nu zijn de slachtoffers van de Rana Plaza-ramp vergeten”, is Nilufar bitter.
“Volgens een studie van de Europese Commissie besteedt nu slechts 16% van de bedrijven echt zorg aan heel zijn waardeketen”, zegt Laura Eliaerts van de internationale dienst van het ACV. “Het is hallucinant dat er in 2023 nog elke dag producten en diensten worden verkocht die gelinkt zijn aan mensenrechtenschendingen en dat we toelaten dat er winst wordt gemaakt op basis van die schendingen.” Waar ligt de verantwoordelijkheid van de consument? Sara Ceustermans: “Ik vind dat een moeilijke vraag. Ik vind niet dat je van een consument kan verlangen dat die zelf maar gaat uitzoeken welke bedrijven ethisch produceren. Er is wetgeving nodig die producten en diensten die in slechte omstandigheden gemaakt zijn uit de markt haalt. Als consument heb je het recht om een soort zekerheid te hebben dat alles wat je koopt in goede omstandigheden is geproduceerd.”
Selina Hossain organiseert informatiesessies voor kledingarbeiders in het winkeltje van haar echtgenoot.
In de kledingsector in Bangladesh werken 4 miljoen mensen, goed voor 83% van de export van het land.
Dokter Mahjebin van non-profit gezondheidsorganisatie GK, die zich onder meer richt op kledingarbeiders
Idyllisch plaatje bij ondergaande zon. Het vuilnis op de voorgrond moet je wegdenken.
Sultana Begum, voorzitster van Green Bangla Garment Workers’ Federation
Kalpona Akter, voorzitster van Bangladesh Center for Workers’ Federation, in actie op de Internationale Vrouwendag
Tanvir Hussain, HR-en compliancemanager modelfabriek Aboni Fashions
/Documentaire ‘Bangladesh revisited’
Een beeld zegt meer dan duizend woorden. Dat gaat zeker op voor de indringende reportage die Lies Van der Auwera maakte in Bangladesh over de kledingindustrie. Een aantal van de mensen die we hier aan het woord laten, zie je terug in de reportage. Laat je meevoeren door hun verhalen en de kleuren van Bangladesh…