ONDERNEMING /
Re-integratietrajecten: het blijft dweilen met de kraan open
TEKST Maarten Hermans | FOTO FGC | 11 OKTOBER 2023 | LEESTIJD: 5 minuten
Een jaar na de hervorming van de re-integratieprocedure voor langdurig zieken zien we dat de hervorming duidelijk effect heeft, maar het blijft een pleister op een houten been. Het beste middel tegen langdurige ziekte is en blijft de aanpak van ziekmakend werk. Hopelijk lost op dat vlak het beloofde wetsvoorstel tegen de oorzaken van spier- en skeletaandoeningen haar verwachtingen in.
Een jaar geleden in oktober werd de re-integratieprocedure voor langdurig zieken hervormd. De statistieken over de re-integratietrajecten nieuwe stijl leren ons alvast twee zaken: de hervorming heeft duidelijk haar effect gehad, en re-integratietrajecten blijven een pleister op een houten been.
Het eerste dat opvalt is de scherpe daling van het aantal aangevraagde re-integratietrajecten: een teken dat de hervorming werkt. Het klinkt misschien raar om positief te zijn over minder re-integratietrajecten, maar die daling was verwacht en is een goed teken.
Medische overmacht
Sinds de vorige hervorming van de re-integratietrajecten in 2016 is het ACV namelijk steeds blijven hameren op het probleem van de “ontslagmachine” van de re-integratietrajecten. De statistieken en getuigenissen leerden ons dat werkgevers vaak helemaal niet van plan waren om de werknemer te re-integreren op het werk, maar dat ze de procedure misbruikten om te komen tot een contractbeëindiging wegens medische overmacht.
Een van belangrijkste elementen van de hervorming een jaar geleden was dan ook het opsplitsen van de procedure voor re-integratie en de procedure voor contractbeëindiging medische overmacht. Nu er geen reden meer is om de re-integratieprocedure te gebruiken als men eigenlijk contractbeëindiging wil bekomen, zien we duidelijk dat het ACV gelijk had. De aanvragen voor re-integratie zijn sterk gedaald, terwijl de aanvragen voor de nu aparte procedure contractbeëindiging wegens medische overmacht gelijkaardig zijn gestegen.
Politiek profileren
Uiteindelijk gelijk krijgen is wel leuk, maar je koopt er niet veel mee als politici niet uit hun fout beleid leren voor de toekomst. De oorspronkelijke aanpassing door de regering Michel-I van de re-integratietrajecten die leidde tot de ontslagmachine, gebeurde in een context waar politici zich om ter strengst profileerden in de aanpak van langdurig zieken.
Bijvoorbeeld toenmalig Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD) wou meer stokken achter de deur tegen het probleem – in haar ogen – van langdurig zieken die onvoldoende meewerkten om terug aan het werk te gaan. Wanneer politici vertrekken van zulk een houding krijg je beleid dat niet werkt, en dat een kleine tien jaar kost om recht te zetten. In het kader van het federaal begrotingsoverleg dit najaar pleiten minstens de liberalen opnieuw voor sterkere sancties voor langdurig zieken, dus daar lijkt men alleszins weinig te leren uit falend beleid.
Dweilen met de kraan open
Een tweede conclusie die ook de nieuwe cijfers bevestigen, is dat het systeem van re-integratietrajecten wel verbeterd is, maar het blijft dweilen met de kraan open. Het aantal werknemers dat jaarlijks langdurig ziek uitvalt, is en blijft een veelvoud van het aantal werknemers dat jaarlijks via een geslaagd re-integratietraject terug aan het werk kan. De meest eff ectieve werkwijze is dus de instroom in langdurige ziekte verminderen.
Recent gepubliceerde cijfers over arbeidskwaliteit in België illustreren opnieuw waar we moeten kijken willen we langdurige ziekte aan de bron aanpakken, namelijk vormen van arbeid waarvan we weten dat ze werknemers uiteindelijk in langdurige ziekte doen belanden.
We zien bijvoorbeeld dat 36% van de werkenden in België in zijn of haar job repetitief én fysiek zwaar werk dient uit te voeren. Blijven die 1,7 miljoen werkenden zulke arbeid verrichten – van bouwwerven tot zorgafdelingen – dan is de kans bijzonder groot dat ze bij de dokter belanden met een spier- en skeletaandoening, zoals een peesontsteking, lage rugpijn, of artrose.
Als zij later in hun loopbaan kunnen wisselen naar lichter, minder ziekmakend werk dan halveert hun kans om vroegtijdig de arbeidsmarkt te moeten verlaten. Maar voor de grote groep van werknemers is wisselen of wegsolliciteren gewoon geen optie. En of ze nu naar een minder belastende job kunnen of niet, iedere werknemer die blootgesteld wordt aan zulke vormen van arbeid draagt er de gezondheidsgevolgen van, van occasioneel last tot langdurig ziek.
Zo is een derde van de half miljoen langdurig zieken uitgevallen met spieren skeletaandoeningen. Deze aandoeningen verklaren, samen met de psychische aandoeningen twee derde van de uitval in langdurige ziekte. En hoewel spier- en skeletaandoeningen werknemers treff en doorheen heel de beroepsbevolking, lopen diegenen met een zwakkere arbeidsmarktpositie zoals vrouwen, arbeiders, en werknemers met migratieachtergrond extra risico.
Toenemende genderongelijkheid
Bijvoorbeeld voor elke 1.000 arbeiders in de beroepsbevolking, bevinden zich er 80 in langdurige ziekte met spier- en skeletaandoeningen. Deze verhouding is verdubbeld sinds 2009, en ligt ook vier keer hoger bij arbeiders in vergelijking met bedienden. Voor vrouwen is deze verhouding ook verdubbeld, van 25 in 2009 naar 50 in 2021. Vrouwen belanden niet enkel meer dan mannen in langdurige ziekte met spier- en skeletaandoeningen, die genderongelijkheid neemt ook toe: voor mannen steeg de verhouding namelijk van 20 naar 30 per 1.000.
Op de Werelddag voor Veiligheid en Gezondheid op het Werk vorig jaar eiste het ACV dan ook een versterking van de wetgeving welzijn op het werk, om deze enorme uitdaging aan de bron aan te pakken. Sindsdien heeft ook een werkgroep op vraag van Minister van Werk Dermagne zich over de gaten in onze wetgeving gebogen, en zou hij het resultaat daarvan deze maand aan de sociale partners voorleggen voor advies. We hopen op een stevig voorstel, en zullen mee ijveren om het nog deze legislatuur in de welzijnswet te krijgen.