HET INTERVIEW /
ETF roept op om te investeren in veilig woon-werkverkeer
Interview & tekst - Lieven Bax | Foto’s - Els Verhaeghe | Illustratie - Rutger Van Parys | Leestijd - 5 minuten
/“Idealiter wordt het pendelgedrag van elke individuele werknemer in kaart gebracht”
Een campagne van de European Transport Workers’ Federation (ETF) die in het voorjaar werd gelanceerd – en tijdens het recente congres van ACV-Transcom het onderwerp was van een actualiteitsresolutie – focust op het belang om meer aandacht te hebben voor de risico’s waarmee in de eerste plaats vrouwen die in de transportsector aan de slag zijn op weg van en naar het werk worden geconfronteerd. “De meeste werkgevers lijken te denken dat de verplichting om voor een veilige werkomgeving te zorgen ophoudt aan de deur van hun bedrijf. Maar hun verantwoordelijkheid reikt wel degelijk verder”, zegt Liesbet Verboven, secretaris bij ACV-Transcom voor de sector vervoer over de weg en logistiek in West-Vlaanderen en Women’s Representative in het directiecomité van de sectie wegtransport bij ETF.
Het ontstaan van de ‘Get Me Home Safely’-campagne gaat terug naar een online enquête die het ETF in 2016 ter gelegenheid van de Internationale dag van de uitbanning van geweld tegen vrouwen lanceerde, niet?
De aanzet is eigenlijk gegeven door de Britse vakbond Unite op het ETF-congres van 2022 in Boedapest. Unite lanceerde al eerder zijn eigen ‘Get Me Home Safely’-campagne in het Verenigd Koninkrijk, nadat een werkneemster van een luxehotel, die na haar late shift geen bus naar huis meer had en wiens baas geen taxi wilde betalen, noodgedwongen te voet naar huis moest terugkeren en onderweg werd verkracht. Op het ETF-congres werd in een actualiteitsresolutie voorgesteld om die campagne Europees uit te rollen en die resolutie is goedgekeurd.
Binnen het ETF is dan beslist om deze campagne te laten uitwerken door het vrouwencomité. Wij werken immers al langer rond hoe we de transportsectoren vrouwvriendelijker kunnen maken en zo geschikter voor vrouwen om er in te werken. In dat kader zijn er in het verleden ook een aantal enquêtes afgenomen, waaronder die in 2016.
De resultaten van de online enquête waaraan in 2016 meer dan duizend vrouwen uit heel Europa en uit alle transportsectoren deelnamen, waren best ontluisterend. Zo gaf 63 procent van de deelnemers aan recent minstens één keer met geweld te maken te hebben gehad. 25 procent was van mening dat geweld tegen vrouwen regelmatig voorkomt in de transportsector. En misschien nog het opmerkelijkst was dat 26 procent onaangepast en zelfs grensoverschrijdend gedrag van klanten, leidinggevenden en andere collega’s als part of the job zag. Een nieuwe rondvraag in 2020 leverde gelijkaardige resultaten op en wees bovendien uit dat de helft van de vrouwen in de verschillende transportsectoren vindt dat hun werkgever geen prioriteit geeft aan een voor hen veilige werkomgeving.
Hoe is het ETF met de enquêteresultaten aan de slag gegaan?
Het ETF heeft onafhankelijk onderzoekster Jane Pillinger, die als genderexpert onder meer voor de Internationale Arbeidersorganisatie en het Europees Verbond van Vakverenigingen werkte, gevraagd om op basis van de resultaten van de eerste enquête een rapport met een aantal aanbevelingen te schrijven. Eén van haar aanbevelingen was om te lobbyen voor de goedkeuring van de ILO-conventie C190, het internationaal verdrag tegen geweld en intimidatie op de werkvloer én op de weg van en naar het werk. België heeft die conventie intussen geratificeerd, maar mondiaal zijn er nog maar een dertigtal landen die dat hebben gedaan. Daarnaast kon het ETF, volgens Pillinger, de bij haar aangesloten vakbonden helpen door in opleidings- en trainingspakketten te voorzien rond hoe je met geweld en intimidatie op het werk omgaat. En nog een andere belangrijke aanbeveling ging over de sociale dialoog op Europees niveau. Ook daar moet dit thema meer aan bod komen.
“De meeste werkgevers lijken te denken dat de verplichting om voor een veilige werkomgeving te zorgen ophoudt aan de deur van hun bedrijf. ”
Liesbet Verboven
In de campagne die onlangs werd gelanceerd, ligt de focus op een veilig woon-werkverkeer. Waarom?
Omdat de meeste werkgevers lijken te denken dat de verplichting om voor een veilige werkomgeving te zorgen ophoudt aan de deur van hun bedrijf. Maar hun verantwoordelijkheid reikt wel degelijk verder. Het ETF roept de ondernemingen op om het woon-werkverkeer van hun personeel mee op te nemen in de risicoanalyse op het werk. Met aandacht voor de genderspecifieke risico’s. Idealiter wordt van elke individuele werknemer in kaart gebracht hoe hij of zij zich van en naar het werk verplaatst, waarna er op basis van die analyse eventueel een voorstel wordt gedaan om zo veilig mogelijk te pendelen. Maar een risicoanalyse op bedrijfsniveau zou al een goed begin zijn.
Zo’n analyse zal er voor elk bedrijf anders uitzien. Neem een groot logistiek bedrijf. Zo’n bedrijf ligt meestal op een industrieterrein ver buiten de stad, waar er niet noodzakelijk openbaar vervoer is en al zeker niet in de late uren. Hoe moet je dan als je shift om 22 uur is geëindigd nog veilig thuis geraken? Misschien kan de werkgever op bepaalde uren zelf collectief vervoer regelen? Iets om als bedrijf over na te denken. En de mensen die zich met de auto of de fiets verplaatsen, moeten hopen dat ze geen driehonderd meter langs een slecht verlichte weg moeten lopen om de bedrijfsparking te bereiken, of hun fiets in een deftige fietsenstalling kunnen achterlaten.
Ligt een deel van de verantwoordelijkheid ook niet bij de politiek?
De nationale politiek zou in de welzijnswetgeving kunnen opnemen dat de risicoanalyses die ondernemingen jaarlijks verplicht moeten maken ook het woon-werkverkeer moeten omvatten. Maar ik denk ook aan de rol die lokale besturen kunnen spelen als het gaat over onder meer de inrichting van de openbare ruimte, de aanleg van bedrijfsterreinen, huisvesting en investeren in openbaar vervoer en andere openbare voorzieningen.
Stand-by op hotel
Het personeel van luchtvaartmaatschappij TUI fly dat stand-by is, kan sinds enkele jaren de nodige tijd op kosten van het bedrijf in een hotel in de buurt van de luchthaven doorbrengen.
“Stand-by zijn houdt in dat je in minder dan 45 minuten op de luchthaven moet kunnen geraken, maar niet iedereen woont dicht genoeg”, legt cabineverantwoordelijke en werknemersafgevaardigde Jessica Milazzo uit. “Tot enkele jaren geleden hadden sommige collega’s wanneer ze stand-by waren geen andere keuze dan hun wachttijd op de parking van de luchthaven of een andere parking in de buurt van de luchthaven door te brengen. Zeker het vrouwelijk personeel voelde zich daar erg onveilig, vooral ’s nachts.”
Onder impuls van de vakbondswerking bij TUI fly regelde de luchtvaartmaatschappij dat personeelsleden die stand-by zijn telkens in een hotel in de buurt van de luchthaven een kamer kunnen boeken op kosten van het bedrijf. “Veel veiliger en comfortabeler”, aldus Milazzo, “en je kunt er bovendien tussen je shiften door echt uitrusten.” (LB/SB)